Pagina's

Gele lis

De gele lis (Iris pseudacorus) is een voorzomerbloeier met een forse, kruipende ondergrondse wortelstok waarin veel reservevoedingsstoffen voor de plant zijn opgeslagen. Het is één van de veelzijdigste moeras- en oeverplanten van de Nederlandse flora en staat het liefst met zijn voeten in ondiep, zoet, voedselrijk, stilstaand of zwak stromend water.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Iris, komt van het Griekse Iridos dat toen ook al ‘iris’ (de plant), maar ook ‘iris (van een oog)’ betekende. Tegelijkertijd betekende het oorspronkelijk ook ‘boodschapper van de goden’ betekende en gepersonificeerd werd door de regenboog. Het tweede deel, pseudacorus, is een combinatiewoord van pseuda (‘nep’ of ‘vals’) en acorus (‘kalmoes’) omdat de bladeren van de gele lis nogal wat gelijkenis vertonen met die van de kalmoes.

In Nederland komt de gele lis algemeen voor, maar ook in vijvers wordt hij graag als siergewas aangeplant om zijn heldergele bloemen. Na de bloei zitten de zaden als rolletjes pepermunt gestapeld in driekantige zaaddozen. Het was vroeger geliefd speelgoed van kinderen. Nu niet meer natuurlijk want de kinderen van tegenwoordig komen nauwelijks meer in de natuur.

De gele lis werd vroeger ingezet als een plantaardige remedie tegen een aantal kwalen, maar het wordt tegenwoordig niet meer door zichzelf respecterende heelmeesters gebruikt vanwege zijn scherpe bittere geur en smaak. Voor natuurgenezers was het ooit een krachtige braakopwekker en een extract van de gele lis werd ook ingezet als een (bloed)zuiveraar, terwijl een aftreksel zou helpen om diarree te stoppen of bij bepaalde – niet nader toegelichte – gynaecologische kwalen.

In de moderne wereld weten we dat de gele lis grote hoeveelheden hartritme verstorende glycociden bevat die dodelijk zijn voor grazend vee. Alle delen van de plant zijn giftig, maar dat geldt in het bijzonder voor de wortelstokken: die kunnen uiteenlopende vergiftigingsverschijnselen opleveren, zoals matige tot ernstige maag- en darmpijnen, maag- en darmontstekingen, misselijkheid, overgeven, diarree, spasmen, wankelende gang, verlammingsverschijnselen en uiteindelijk een pijnlijke dood.

Het scherp geurende sap werd vroeger wel opgesnoven om een heftige hoestbui op te wekken. Het werd dus als nieskruid gebruikt omdat men dacht dat het bijvoorbeeld klachten als hoofdpijn kon verminderen. De verpulverde wortel werd zelfs als snuiftabak gebruikt, maar of dat wel een echt goed idee was…

Bovendien is de gele iris ook nog eens een lastig te verwijderen hardnekkig onkruid, maar er vindt onderzoek plaats om te kijken of de gele iris ingezet kan worden bij de waterzuivering. De gele iris is in staat om afvalwater schoon te filteren en dan blijkt dat een hardnekkig en giftig onkruid toch wel weer handig kan zijn.