Pagina's

Tomatillo

De tomatillo (Physalis ixocarpa) is een oorspronkelijke bewoner van de hooglanden van Midden-Amerika Mexico en Guatemala. Tomatillo is een Spaans woord dat 'kleine tomaat' betekent en het is dan ook geen verrassing dat hij ook alom bekend staat als de groene tomaat of Mexicaanse aardkers. Uiteraard is het weer eens geen aparte variant van de tomaat. Toch zijn het niet zulke verre familieleden van elkaar als je mogelijk zou kunnen denken want zowel de tomatillo als de tomaat behoren tot de Nachtschadefamilie (Solanaceae). Maar het is wel degelijk een broertje van de ook in Nederland groeiende lampionplant (Physalis alkekengi). Deze twee soorten hebben gemeenschappelijk dat de bes omhuld wordt door een ingedroogde, papierachtige en oneetbare kelk, die inderdaad iets weg heeft van een lampion. Deze kelk of calyx beschermt de bes tegen aanvallen van ongedierte en de elementen.

Deze plant is een eenjarige en kan een hoogte bereiken van zo'n 60 centimeter en bloeit met de voor nachtschaden zo karakteristieke stervormige bloemetjes. Bij de tomatillo zijn ze geel met een bruin hart. 
[Foto: pepperworld.com]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Physalis, is afkomstig uit het Grieks: physa (φυρα) betekent ‘blaas’ en is een verwijzing naar het omhulsel. Het tweede deel, ixocarpa, is een combinatiewoord: het eerste deel komt voort uit het Latijnse woord ixos dat kleverig betekent en het andere deel, -carpa, is ook deze keer weer afkomstig van het Latijnse carpus dat 'bes' betekent. Samen is dat dus een kleverige bes en dat klopt precies want de bes van de tomatillo staat bekend om zijn kleverigheid. De bes kan in rijp toestand groen, geel, roodachtig, blauw of violet van kleur zijn. Het gele vruchtvlees is zurig of zoet, aromatisch en kruisbesachtig van smaak.


Zoals vele nachtschaden zijn slechts de rijpe bessen of vruchten gifvrij. De tomatillo heeft in diverse landen op het Amerikaanse continent grote faam verworven. In Mexico bijvoorbeeld wordt van tomatillos en chilipepers de scherpsmakende saus salsa verde ('groene saus') bereid. In sommige recepten wordt aangegeven dat de groene tomatillos vervangen kunnen worden door groene tomaten. Niet dus.

Ook deze plant heeft dus weer een duistere zijde. De rest van de plant – en dan vooral de bladeren – zit boordevol potentieel dodelijke alkaloïden, waaronder een variant van het zo bekende nicotine.

Nu kunt u zich afvragen waarom deze giftige plant in deze serie is opgenomen. Het antwoord is dat hij af en toe in het wild in Nederland wordt aangetroffen en hij staat bekend om zijn onverwoestbaarheid. Wil je hem toch in je tuin aanplanten dan kan dat. De zaadjes zijn hier te koop.

Koriander

Koriander (Coriandrum sativum) is een eenjarig kruid en hij behoort tot de schermbloemigen. Omdat de koriander ooit als enig familielid in het geslacht Coriandrum wordt geplaatst, zal hij zich wel behoorlijk eenzaam voelen. In de Nederlandse keuken is de koriander wat in de vergetelheid geraakt, maar in vele exotische gerechten wordt deze smaakmaker met veel enthousiasme toegepast. De Romeinen worden alom verantwoordelijk gehouden voor het feit dat ze koriander in Europa hebben verspreid, maar de reis van deze plant begon natuurlijk al veel eerder. De geschiedenis leert ons dat de Israëlieten al dankbaar gebruik maakten van koriander. In het graf van Toetankhamon (circa 1341 – 1323 vChr) werd ook een grote hoeveelheid korianderzaadjes aangetroffen, terwijl de plant zeker niet in Egypte thuishoorde. Volgens geschiedkundigen een aanwijzing dat het een zeer kostbare en zeer werkzame plant moest zijn.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Coriandrum, is van Griekse herkomst. De oudste versie komt uit het zogenaamde Lineair B, een voorloper van het latere Griekse alfabet en daar kon het herleid worden tot ko-ri-ja-da-na. Dan wordt, volgens sommige dwarsliggende taalkundigen, duidelijk dat de oorsprong van het woord gelijk is aan die van Ariadne, de dochter van koning Minos van Kreta. Ariadne is een combinatiewoord van ari ('meest') en adnos ('heilig'). Het tweede deel, sativum, is een stuk eenvoudiger te verklaren: sativus betekent in het Latijn 'gezaaid' of 'gecultiveerd'.
De smaak van koriander laat zich wat lastig omschrijven en dat heeft ook te maken met persoonlijke voorkeuren. Terwijl ene persoon meldt dat de plant naar zeep smaakt zal de andere zeggen dat de smaak van koriander iets weg heeft van peterselie en citroen. Niet alleen de bladeren van de koriander worden in gerechten toegepast, maar ook de ,stengels, zaadjes en de wortels. Die zaadjes kennen wij natuurlijk al uit de Indonesische keuken waar ze als ketoembar bekend staan.

Koriander wordt achtervolgd door allerhande gezondheidsclaims. In heel Europa werd koriander ooit gezien als een afrodisiacum (lustopwekker). Verder wordt het in allerhande landen in de volksgeneeskunst gebruikt in drankjes en zalfjes omdat het pijnstillend, verzachtend en vochtafdrijvend zou zijn. Tijd dus voor de wetenschap om koriander eens grondig te onderzoeken en daar kwamen opmerkelijke resultaten uit voort. Bij laboratoriumratten bleek koriander een uitzonderlijk sterk effect te hebben op de vetafvoer uit het lichaam. Ook voor diabetici lijkt het eten van koriander een behoorlijk positief effect te hebben want de resultaten tonen aan dat stofjes in koriander bloedsuikerverlagend zijn en de afgifte van insuline kunnen reguleren. Dat is trouwens iets wat ze al eeuwen in India wisten.

Het sap van de verse plantjes heeft effecten die gelijk zijn aan die van alcohol: je wordt er eerst actief van en daarna suffig. Hogere doses leiden tot intoxicatie. Ik heb het zelf nog niet uitgetest, maar dát maakt 'm toch weer gevaarlijk.

Zilverkruiskruid

Ik heb al eerder geschreven over enkele kruiskruidigen. Zo passeerden jakobskruiskruid, klein kruiskruid en duinkruiskruid al de revue. Deze keer is het de beurt aan zilverkruiskruid (Jacobaea maritima). Zilverkruiskruid noemt de kusten van vrijwel alle landen rondom de Middellandse Zee zijn thuishaven. Dit kruiskruid houdt van een wat rotsige ondergrond om zijn wortels in te planten en dat betekent dat de zanderige kusten van landen, die aan het noordelijk deel van de Sahara grenzen, niet meedoen voor het zilverkruiskruid.

In zijn thuislanden kan zilverkruiskruid een hoogte van een meter bereiken. Zijn stelen zijn stijf en houtachtig aan de onderzijde en de lange bladeren van deze plant zijn bedekt met lange, grijswitte tot geheel witte haren. Zoals de meeste kruiskruidige bloeit hij met aantrekkelijke gele bloemetjes.
[Foto: Tigerente]
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Jacobaea, verwijst naar 25 juli. Dat is de feestdag van Sint Jakobus de Oudere en het moment dat de plant zou gaan bloeien. Toenemende klimaatsveranderingen hebben die datum ondertussen al met meer dan een maand vervroegd. Het tweede deel, maritima, is ook eenvoudig te verklaren want het Latijnse woord mer betekent 'zee'.

Ondanks zijn kennelijk warmteminnende aard is ook zilverkruiskruid aan het reizen geslagen en wordt hij hier in Nederland sporadisch in het wild aangetroffen. De reden hiervan is dat zilverkruiskruid in het bezit is die grijswitte tot geheel witte bladeren. Om dit wat op te leuken noemt men die bladeren zilverkleurig in de hoop dat de kopers in de rij zullen staan. Zilverkruiskruid is dus met enig satanisch plezier in een pot met aarde is gestopt om onze huiskamers en netjes aangeharkte tuinen te versieren.

Zoals we al zo vaak opgemerkt hebben is de natuur zeer gehecht aan vrijheid en ook zilverkruiskruid heeft de stap naar de vrijheid gewaagd. Hij wordt nu regelmatig in het wild aangetroffen. Ondanks het feit dat hij in een Mediterrane omgeving het best tot zijn recht zal komen is het toch een robuuste plant, die ook de Nederlandse winters kan overleven.

Ook in Nederland houdt zilverkruiskruid van een stevige ondergrond. Meestal kun je hem aantreffen in een wat ziltige grond tussen basaltblokken, maar ook tussen de stenen en tegels van een straat wordt hij soms aangetroffen. Winters strooizout zorgt dan voor zijn zoutbehoefte.

Opnieuw is onze vaderlandse flora dus verrijkt met een nieuw lid en dat is in dit geval ook geen goed idee geweest. Hoe aantrekkelijk zilverkruiskruid er ook uitziet, ook deze plant is een wolf in schaapskleren want, zoals alle kruiskruiden is deze variant ook giftig vanwege de aanwezigheid van pyrrolizidine-alkaloïde. Dit is een toxine, die de lever van mens en dier aantast.

Nu te bestellen: De Duindoorn

Mijn nieuwste boek 'De Duindoorn' is verschenen!
Geïnteresseerden kunnen het boek via mij bestellen. Mail me hier voor de mogelijkheden.

Olifantsoor

De Caladium bicolor is onderdeel van een geslacht van planten, die allemaal thuishoren in delen van Zuid-Amerika. Omdat deze soort in het bezit is van zulke decoratieve bladeren hebben kwekers gemeend dat de plant een mooie aanwinst zou zijn voor uw vensterbank. Men is er in geslaagd om door kruisingen vele tientallen varianten en hybriden te ontwikkelen, die allemaal een net iets ander gekleurd blad hebben opgeleverd. In Engelstalige landen heeft hij de veelzeggende namen als elephant ear ('olifantsoor'), heart of Jesus ('hart van Jezus') en angel wings ('engelenvleugels'). Hier ten lande heeft hij nooit een officiële Nederlandse naam mogen ontvangen, maar sommige kwekers noemen hem olifantsoor.

Omdat hij zich het beste thuisvoelt in de Zuid-Amerikaanse oerwouden is het duidelijk dat de olifantsoor een warmteminnende plant is. Daardoor is hij in Nederland maar lastig in leven te houden. Misschien zijn de tot ovens verwarmde kamers in verzorgingstehuizen wel de allerbeste plaats voor deze exotische plant.
[Foto: Captain-tucker]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Caladium, stamt af van een woord uit het Maleis. In Zuidoost-Aziatische landen was kaladi een woord voor een groep eetbare knollen van planten uit de Aronskelkfamilie. In Azië wordt die taro of dat taromeel gegeten als hoofdvoedsel, zoals wij aardappels eten. Ook olifantsoor behoort tot diezelfde familie en ook de knollen van de olifantsoor worden door Indianen geconsumeerd. Het tweede deel, bicolor, is eenvoudig te ontleden en betekent in het Latijn 'tweekleurig' en verklaart de dubbele kleuren van het blad.

Is de plant giftig? Jazeker, deze plant staat niet zonder reden in deze serie want het opeten van de bladeren kan een ernstige irritatie veroorzaken in de lippen, mond en keel. Kinderen, katten, honden en andere huisdieren kunnen knabbelen aan de aantrekkelijk lijkende bladeren. Het eten van delen van deze plant kan klachten opleveren als opzwellen van de tong, roodheid en pijn van de ogen, diarree, misselijkheid en overgeven. De oorzaak van deze gevaren zijn de oxalaatkristallen en aspargine. Beide zijn giftig wanneer ze in wat grotere hoeveelheden worden ingenomen. Je vraagt je natuurlijk af wie zo dwaas is om van de bladeren op te eten. Daar komen de aantrekkelijk gekleurde bladeren van de olifantsoor weer in beeld want iets dat er leuk uit lijkt te zien wordt ook vaak gezien als lekker. Dat is in het geval van de olifantsoor zeker een foute aanname.

Zuid-Amerikaanse indianen zouden olifantsoor gebruikt hebben als ontsmettend middel, als een laxeermiddel en als een insecticide. Ook een ontstoken keel en een hinderlijke kiespijn zouden kunnen worden behandeld met een aftreksel van deze plant.

Tuinboon

Uhm, zo zal de lezer vermoedelijk bij het lezen van het onderwerp van deze column opmerken, een tuinboon is niet gevaarlijk, maar is toch lekker? Het antwoord op deze kwestie is dat beide waar zijn. De tuinboon (Vicia faba) is inderdaad lekker, maar heeft ook een duister kantje.

 De tuinboon is een plant, die behoort tot de vlinderbloemigen en kan tot 1,80 meter hoog opgroeien. Hij bloeit met voor de familie karakteristieke bloemen met vijf witte bloembladeren met op ieder bloemblad een zwarte stip. De smakelijke tuinboon wordt in landen rondom de Middellandse Zee al sinds mensenheugenis verbouwd.
[Foto: Johningar]
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Vicia, komt deze keer uit het Latijn, waar het werkwoord vincere '(vast)binden' betekent. De familie heeft namelijk de neiging om zich als klimplant te presenteren. Het tweede deel, faba, heeft met fava een taalkundig broertje. De b en de v wilden in de loop der jaren nog wel eens van plaats of klank verwisselen, waardoor het soms lastig wordt om de herkomst of uitspraak van een woord te bepalen. Het Griekse woord Фαγο (phago) betekent 'eten' of 'vreten' want phagos is een veelvraat. Die uitleg is logisch omdat de tuinboon eetbaar is.

Tuinbonen zijn rijk aan tyramine. Dat is een in het menselijk lichaam voorkomende amine. Het ontstaat normaal gesproken door bederf of fermentatie (kaas, wijn, zuurkool) en het wordt snel door het lichaam afgebroken door een enzym met de naam monoamino-oxidase, afgekort tot MAO. Niets aan de hand, zo zult u opmerken, maar er bestaan ook medicijnen die de afbraak van MAO's remmen, de zogenaamde MAO-remmers. Deze worden voorgeschreven bij mensen die depressief zijn. Depressieve mensen hebben, volgens de geleerden, te weinig neurotransmitters serotonine, noradrenaline en dopamine. MAO-remmers remmen ook de afbraak van die neurotransmitters omdat ze ook monoamines zijn. Maar deze medicijnen remmen ook de afbraak van de tyramine uit de tuinboon en dat kán problemen opleveren omdat een teveel kan resulteren in een potentieel dodelijk serotonine syndroom.

Verder bevatten rauwe tuinbonen alkaloïden als vicine, isouramil en covicine. Deze kunnen een vorm van bloedarmoede veroorzaken bij patiënten, die lijden aan een erfelijke stoornis met de naam glucose-6-phosphate dehydrogenase deficiency. Bij deze stoornis wordt een noodzakelijk enzym niet of niet voldoende aangemaakt. Dit potentieel dodelijke ziektebeeld heeft zelfs een eigen naam gekregen: favisme. Dat favisme is het gevolg van diverse erfelijk recessieve problemen op het X-chromosoom en leidt tot een enzymatisch probleem. Het zorgt uiteindelijk voor massale erytrocytenafbraak (hemolyse) en zo resulteren in anemie (bloedarmoede) en geelzucht[1]. Het komt redelijk veel voor (10-20%) bij mensen die van origine uit Centraal-Afrika, het Mediterrane gebied, het Midden-Oosten en het Verre Oosten komen. Uiteindelijk kan men aan de gevolgen van favisme overlijden.

Tot slot zijn tuinbonen rijk aan L-dopa, een stof dat als medicijn wordt ingezet tegen de gevolgen van de ziekte van Parkinson. Er zijn behoorlijk wat gezondheidsgoeroes die op hun weblogje schrijven dat met, die lijden aan de gevolgen van de Ziekte van Parkinson, mogelijk kunnen overstappen op tuinbonen omdat daarin een 'natuurlijke' vorm van medicatie zit. Dat klopt, maar je weet nooit hoeveel van de werkzame stof er in een tuinboon zit omdat de natuur immers van nature wispelturig is.

Maar voor de rest zijn de tuinbonen heel gezond en mogen voor de meeste mensen met enige regelmaat op tafel komen te staan. Met wat spekjes en een gehaktbal.

[1] Raguthu et al: Fava bean and Parkinson's disease: useful 'natural supplement' or useless risk? in European Journal of Neurology – 2009

Zeewinde

Zeewinde (Calystegia soldanella) is onderdeel van een grote familie kruipende en klimmende planten. In tropische gebieden vormt deze de zo bekende polsdikke lianen. Hier te lande neemt de winde genoegen met een kruipend bestaan, maar kan zich verstikkend winden om allerlei planten. Zeewinde is een laagblijvende, kruipende plant met vrij kleine niervormige bladeren. Deze plant bloeit in de zomer met purperroze bloemen, die voorzien zijn van witte naar buiten uitstralende banden. De bloemen gaan met de kippen op stok en openen zich weer de volgende ochtend.

Zeewinde is diepwortelend en is daardoor bijzonder geschikt voor een onstabiele ondergrond zoals het zand van strand en duin. Het is een plant die specifiek is aangepast aan een leven op de zeereep. Hij is goed bestand tegen een mogelijke overstuiving en ontwikkelt zich het best op plekken waar het vloedmerk onder het duinzand ligt. In Nederland zoekt hij toch wat meer beschutting door aan de lijzijde van duinen zijn plekje te zoeken. Ook vind je hem wel nabij de bebouwde kom of ietsjes verder van zee.
 [Foto: Strobilomyces]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Calystegia, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waarbij calyx 'kelk' (de buitenste krans van de bloem) betekent en met stegos zoiets als 'bedekking' wordt bedoeld. Dat bedekken kán een dak van een huis zijn, maar ook om iets beschut te houden. In dit geval worden de bloemen van deze windefamilie eerst beschermd door een soort schutblaadjes. Het tweede deel, soldanella, is van Latijnse oorsprong. Solidus was de naam van een solide Romeins muntstuk van goud dat ongeveer 25 dinarii waard was. Soldaten werden ermee betaald en dat is de reden dat zij soldij krijgen en wij gewoon salaris.

De blaadjes van de zeewinde hebben de vorm van een muntstuk. Oorspronkelijk was zeewinde een plantje, dat bivakkeerde aan de zeekusten vanaf Noord-Afrika tot die van Schotland en Denemarken. Ondertussen is hij wereldwijd aangetroffen in alle gebieden met een gematigd klimaat. Alleen de Maori uit Nieuw-Zeeland weten de zeewinde wel te waarderen. Ze graven de witte wortels uit de grond, roosteren ze boven een kampvuurtje en eten ze met smaak op.

Zeewinde is in het bezit van bitter en bijtend wit melksap dat uit het blad en stengel stroomt wanneer deze beschadigd raakt. Ooit, in een nog niet zo ver verleden, meende men dat er dit melksap een helende werking moest bezitten. Een handvol bladeren werd in een soep gekookt en dat moest helpen om een betere stoelgang te krijgen. Ietsje teveel en er ontstond een gevoel van misselijkheid en braken. Gekneusde bladeren werden vroeger wel ingezet om een abortus op te wekken. Ongewenst zwanger zijn was vroeger sowieso al geen pretje, maar op die pijnlijke manier een zwangerschap moeten beëindigen was is wel een erg treurig einde.

Oranjeboompje

Met lieflijke namen als oranjeboompje of zelfs appeltje der liefde kan het toch niet anders zijn dan dat we hier te maken hebben met een volstrekt ongevaarlijke plant. Hoe anders is de werkelijkheid. Het oranjeboompje (Solanum pseudocapsicum) is een direct familielid van een aantal van de meest dodelijke planten op deze aardbol, waaronder de zwarte nachtschade (Solanum nigrum). Dat hij tegelijkertijd familie is van de aardappel (Solanum tuberosum) en de tomaat (Solanum lycopersicum) maakt niet zoveel uit want die zijn ook giftig. Het oranjeboompje is een kamerplant, die beladen met gele, oranje en rode schijnvruchtjes, vanuit de winkel je huis binnenkomt.

Het oranjeboompje is inheems in de bergachtige gebieden van Ecuador en Peru. In die contreien kan de temperatuur tot rondom het vriespunt dalen en dat is de reden dat een oranjeboompje eigenlijk ongeschikt is om in Nederlandse huiskamer te staan. Het is hem daar al snel te warm en als straf zal hij snel zijn blad gaan verliezen en blijft een treurig plantje over.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Solanum, hebben we al een aantal keren eerder uitgeplozen. Solanum, komt uiteindelijk van het Latijnse woord solacium wat ‘troost’ betekent. Wij herkennen daarin zelfs nog de Nederlandse term ‘soelaas bieden’. Het heeft te maken met de verdovende eigenschappen van vele soorten van deze plantenfamilie. Het tweede deel, Pseudocapsicum, is een tweedelig woord. Het Griekse woord pseudein betekent 'misleiden' en het Latijnse woord capsa wordt vertaald als 'doos' of 'houder'. Capsicum is natuurlijk ook de wetenschappelijke naam voor Spaanse pepertjes en de volledige vertaling is dus zoiets als 'nep Spaanse peper'. In het Engels wordt hij de Jerusalem Cherry Pepper of de Madeira Winter Pepper genoemd. In die namen zitten nogal wat onjuistheden want hij komt dus niet uit Israel en niet van de Azoren. Ook is het zeker geen pepertje (pepper).

Daarmee komen we dus op de giftige aspecten van oranjeboompjes. Het belangrijkste giftige bestanddeel is een alkaloïde met de naam solanocapsine. Die alkaloïde is chemisch vrijwel gelijk aan die van verwante dodelijke soortgenoten, zoals solanine en atropine. Hoewel deze specifieke alkaloïde niet direct levensgevaarlijk wordt genoemd, kan het wel degelijk maag- en darmproblemen opleveren, zoals misselijkheid, overgeven of zelfs een maagontsteking (gastroenteritis). Voor vele huisdieren is het eten van de giftige besjes wel het einde van het verhaal. Honden, katten en sommige vogelsoorten kunnen er helemaal niet tegen.

Je zou jezelf eens mogen afvragen of je een oranjeboompje wel eens je huis zou wíllen hebben. De bessen lijken op kleine cherry tomaatjes en je zal maar kinderen of kleinkinderen op visite hebben die daar verzot op zijn.

Rode klaver

Rode klaver (Trifolium pratense) is van Europese oorsprong, maar heeft ondertussen de wereld weten te veroveren. Dat komt omdat men in de rode klaver een geweldig voedergewas heeft gezien. Het bindt stikstof in de bodem en daardoor is het een nuttige en goedkope natuurlijke bemester.

Rode klaver is een laagblijvende tweejarige of overblijvende plant, die van de voorzomer tot de herfst bloeit met paarsrode, roze of witte bloemen. Die laatste kleur maakt het soms lastig om hem van de witte klaver (Trifolium repens) te onderscheiden.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Trifolium, heeft een Latijnse oorsprong en is een combinatiewoord van tri ('drie') en folium ('blad'). Dit geslacht heeft drie deelblaadjes, maar uiteraard is de natuur niet voor één gat te vangen en hebben sommige klavertjes soms ook vier of vijf deelbladen. Het tweede deel, pratense, komt van het Latijnse woord pratus, dat 'weide' betekent. Het moet gelezen worden als '(het groeit in de) weide'.

Van de rode klaver zijn heel wat positieve zaken te melden, maar men wil in zijn enthousiasme nog wel eens vergeten dat tegenover al wat positief is vaak ook negatieve aspecten bestaan.

In vroeger tijden werd de rode klaver als middeltje tegen krampen gebruikt, maar ook hoestbuien, bronchitis en kinkhoest zouden als sneeuw voor de zon zijn verdwenen. Ook werd het gezien als stimulerend middel voor lever en gal. Verder deed een aftreksel van rode klaver soms dienst als medicijn tegen de geslachtsziekte syfilis en zou het verzachtend werken bij brandwonden en zweren. Vochtige kompressen konden de klachten van reuma en jicht verlichten.

Rode klaver bevat isoflavonen. Dat zijn natuurlijk voorkomende hormoonachtige stoffen. Die hebben in het menselijk lichaam hetzelfde effect als het vrouwelijke oestrogeen. Daarom wordt een extract van rode klaver ook regelmatig aangetroffen in middeltjes, die overgangsklachten proberen te verminderen. Het gaat dan specifiek om de stofjes irilone en pratensein. Het probleem is echter dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat deze extracten nauwelijks enige invloed op die overgangsklachten hebben[1]. Dat is jammer omdat u er vaak wel veel geld voor betaald heeft.

Maar het grootste probleem van de rode klaver is toch wel dat de isoflavonen, die nauwelijks die vervelende overgangsklachten verhinderen, wel degelijk ingrijpen op de receptoren voor hormonen. Daardoor zouden mensen, die een voorgeschiedenis of een familiehistorie hebben van borstkanker, baarmoederhalskanker, eierstokkanker, vleesbomen of endometriose (een chronische ziekte waarbij baarmoederweefsel groeit op plaatsen buiten de baarmoeder), de handen onmiddellijk moeten aftrekken van extracten met rode klaver[2].

Rode klaver bevat bovendien ook vormen van coumarine en daarvan is bekend dat het bloedverdunnend is[3]. Mensen, die last hebben van bloedstollingsstoornissen of een antistollingsmedicijn slikken, moeten daarom extra voorzichtig zijn. Let wel: zelfs aspirine heeft al een antistollende werking.

[1] Lethaby et al: Phytoestrogens for menopausal vasomotor symptoms in Cochrane Database of Systematic Reviews - 2013
[2] Bodinet et al: Influence of marketed herbal menopause preparations on MCF-7 cell proliferation in Menopause - 2004
[3] Abebe: Herbal medication: potential for adverse interactions with analgesic drugs in Journal of Clinical Pharmacy and Therapeutics - 2002

Khat (of Qat)

Khat (Catha edulis) is een langzaam groeiende grote struik tot boom, die een meter of tien hoog kan worden. Hij heeft oorspronkelijk zijn wortels staan in de woestijnachtige bodems van Somalië, Ethiopië en Tanzania. Zelfs de oude Egyptenaren roemden de plant al omdat deze instaat zou zijn om de god in de mens te openbaren. Een prachtige manier om te zeggen dat de plant hallucinaties kan opwekken.

De verse bladeren van khat worden gekauwd door mannen, die afkomstig zijn uit landen waar khat inheems is. Met de moderne volksverhuizingen zijn er dus ook veel gebruikers onze kant opgekomen en dat betekent dat khat is meegereisd.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Catha, is een groot mysterie. Een interessante theorie is dat het woord khat een broertje is van 'koffie'. Het woord 'koffie' is afkomstig uit het Turkse woord kahveh. Dat is zelf weer geleend van het Arabische woord qahwa. In oude Arabische gedichten was het woord qahwa ook een ander woord voor wijn en dan in de zin van 'het laat de honger verdwijnen'. Later werd het woord kennelijk gebruikt voor alle voedingsmiddelen die een effect op lichaam en geest hebben. Het tweede deel, edulis, heeft een Latijnse oorsprong en betekent ‘eetbaar’. We herkennen hierin zelfs nu nog het hedendaagse Engelse woord edible.

Het gebruik of bezit van khat is in Nederland niet verboden, maar in heel veel andere landen wel. Wat wel in Nederland verboden is zijn de werkzame stoffen van khat. Het is weer zo'n typisch geval van polderdemocratie want niemand wil de werkzame stoffen los gebruiken en het kauwen op de bladeren en takjes van de khat is de traditionele manier om de effecten van de werkzame stoffen te ondervinden.

Khat heeft inderdaad een aantal werkzame stoffen. De belangrijkste daarvan is een alkaloïde met de naam cathinone. Dat stofje is niet erg stabiel en valt al snel uiteen in twee andere stofjes, cathine en norefedrine. Verse blaadjes moeten binnen 48 uur genuttigd worden omdat anders de cathinone is omgezet tot het mildere cathine. Dat betekent een heel gedoe omdat alles binnen die 48 uur vanuit Afrika naar Nederland moet worden vervoerd.

Cathinone en cathine hebben in de hersenen een effect op de receptors van de neurotransmitter serotonine. Die is verantwoordelijk voor het gevoel van geluk en euforie. De norefedrine kan zorgen voor hartritmesoornissen. Op de kortere termijn werkt khat stimulerend, onderdrukt honger en vermoeidheid, zorgt voor hyperactiviteit, praatzucht en opwinding. Het is eigenlijk hetzelfde effect als caffeïne heeft als je teveel sterke coffee gedronken hebt. Op de langere termijn verlies je de eetlust, beschadig je je lever, heb je meer kans op maagzweren en heb je veel minder zin in sex. Bovendien is het ontstaan van geestelijke problemen ook aan het gebruik van khat toegeschreven.

Het is hoog tijd om khat ook in Nederland te verbieden, zo lijkt mij.

[Update 10 januari 2012] Nou, dat duurde nog geen vier dagen voordat de regering daadkrachtig handelde op basis van mijn column en het stuk van het Trimbos Instituut. Khat wordt binnenkort opgenomen in lijst II van de Opiumwet en is daarmee gelijkgesteld aan softdrugs. Handel en bezit zijn daarna strafbaar.

Heermoes


Heermoes (Equisetum arvense) of akkerpaardenstaart behoort tot de Paardenstaartfamilie (Equisetaceae) en daartoe behoren planten, die al 400 miljoen jaar geleden hun hoogtepunt hebben gehad. Heermoes is dus een overblijfsel uit oeroude tijden en zo ziet hij er ook uit. Het is een achterneefje van de varens en ze leven tegenwoordig in grote gebieden van Europa. Azië, het Midden-Oosten en Noord-Amerika. De plant lijkt in eerste instantie wat op een asperge, maar gaat later in het jaar steeds meer lijken op een varen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Equisetum, is een combinatiewoord uit het Latijn, waarbij equus natuurlijk 'paard' betekent en saeta een wat ruimer begrip is als 'haar'. Denk daarbij aan borstelhaar of stoppelhaar. Samen kun je daar eenvoudig 'paardenstaart' van maken. Het tweede deel, arvense, is ook een Latijns woord en betekent ‘van het veld’.

Heermoes staat al sinds de tijden van de oude Griekse en Romeinse geneeskunde bekend als medicijn. Het werd gebruikt om bloedingen te stoppen, zweren en wonden te genezen, tuberculose te behandelen en nierklachten te verhelpen. De plant bevat ook silicium, een element dat een rol speelt bij het sterk houden van botten. Dat is dan ook de reden dat heermoes soms voor osteoperose (botontkalking) wordt voorgeschreven. Eén enkele studie bevestigde dat het inderdaad werkzaam leek. Verder werd het gebruikt als vochtafdrijver. Ook hier bevestigde één enkele studie dat het inderdaad werkzaam leek.

Tot zover geen echt slecht nieuws dus. Dat komt nu.

Heermoes bevat het enzym thiaminase en dat breekt vitamine B1 af. Het innemen van preparaten waarin heermoes is verwerkt kunnen de niveaus van de noodzakelijke vitamine B1 doen zakken. Dat betekent dat, als je heermoes langere tijd slikt, de last kunt krijgen van de effecten van een vitamine B1-deficientie. Een chronisch tekort uit zich in een tweetal vormen van beriberi: de eerste vorm tast het hart- en vaatstelsel aan en de tweede levert vervelende neurologische symptomen op. Heermoes drijft, zoals gezegd, vocht uit en dus zouden mensen die toch al normale medicatie slikken om overtollig vocht uit het lichaam te verwijderen, heermoes links moeten laten liggen. Teveel vochtverlies levert niet alleen dehydratie op, maar ook belangrijke stoffen als kalium worden uit het lichaam gespoeld. Dat kan dus hypokalemia opleveren. Hypokalemia kan spierzwakheid veroorzaken, spierpijn, spierklemmen (ten gevolge van gestoorde functie van de skeletachtige spieren) en constipatie (van gestoorde functie van vlotte spieren).

Heermoes bevat ook nog eens een kleine hoeveelheid nicotine en dat is ook al geen stofje waarvan je teveel in je lichaam wilt krijgen. Tot slot belemmeren stofjes in de heermoes het lichaam om lithium af te voeren en dat kan resulteren in een gevaarlijke ophoping van lithium in het lichaam. Een teveel aan lithium zorgt voor verwardheid en een onduidelijke spraak. Uiteindelijk is een lithiumvergiftiging zelfs dodelijk.

Chilipeper

Nee, nee, zult u waarschijnlijk uitroepen bij het lezen van het onderwerp van deze aflevering, pepertjes zijn alleen maar scherp, gezond en geheel ongevaarlijk. Die horen niet thuis in deze serie over gevaarlijk planten, maar, lees voor de zekerheid toch maar even door.

Verschillende soorten pepers (Capsicum) komen oorspronkelijk voor in warmere gebieden van het Amerikaanse continent. Botanisch gezien zijn de kleurige eetbare pepers geen vruchten, maar bessen. Er bestaan circa 30 verschillende chilipepersoorten, maar de meest gangbare, die we in de winkel kunnen aantreffen, is de redelijk scherpe Capsicum annuum. Dit is een getemde versie van een wilde voorouder waarvan men denkt dat die ergens in het grensgebied van Brazilie en Columbia geleefd moet hebben.




Van eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Capsicum, wordt gewoonlijk gemeld dat het een Latijnse herkomst heeft. Het woord Capsa wordt vertaald als 'doos' of 'houder' en stamt af van het Latijnse werkwoord Capere dat 'vastpakken' of 'vasthouden' betekent. Enkelen geloven echter dat het woord ons vanuit het Grieks moet hebben bereikt, want kapto betekent zoiets als 'bijter' en dat zou verwijzen naar de scherpe smaak van de chilipeper. Het tweede deel, annuum, is eenvoudig want het Latijnse annus betekent 'jaar'. Maar het vreemde is dat de plant niet in alle gevallen een eenjarige plant is want, als er 's winters geen nachtvorst optreedt kan de plant overleven en uitgroeien tot een grote overblijvende struik.

Vroeger, toen de artsen nog hun toevlucht moesten nemen tot het plantenrijk om kwalen te bestrijden, werd de exotische chilipeper enthousiast toegepast. Het meeste succes viel, volgens de geschriften, te behalen bij acute difterie en roodvonk. Dat laatste werd veroorzaakt door een infectie met de bacterie Streptococcus pyogenes. In de middeleeuwen was dit een belangrijke doodsoorzaak, maar kan nu gelukkig bestreden worden met een antibioticum. Of chilipeper echt een positief effect heeft gehad op deze ziektebeelden is hoogst twijfelachtig.

De chilipepertjes hebben een ongewoon hoog gehalte aan vitamine C, zelfs hoger dan een vergelijkbaar gewicht aan citroen. Daardoor zijn ze behoorlijk gezond, al zul je er vaak maar een kleine hoeveelheid van gebruiken in je gerechten. Want chilipepers bevatten, naast alle gezonde inhoudsstoffen, ook variërende hoeveelheden van een stof met de naam capsaïcine. Dat is een alkaloïde, die de receptoren op de tong stimuleert, die gevoelig zijn voor hitte en pijn. Dat geeft dus het scherpe branderige gevoel in je mond. Als je veel van scherp eten houdt, dan went je lichaam langzaam aan die capsaïcine en heb je steeds minder last van die scherpte.

Toch is niet iedere chilipeper hetzelfde. Iedere variëteit bevat een verschillende hoeveelheid capsaïcine. Om te kunnen bekijken hoe scherp een variëteit is heeft men de Scovilleschaal verzonnen, een graadmeter voor de scherpte. Op deze schaal hebben de milde broertjes, zoals de tomaat en paprika, de waarde van nul, zit de jalapeñopeper soms al op 8000, terwijl een hier vrijwel onbekende variant met de naam Bhut Jolokia tot voorbij een miljoen reikt. Scherp spul, zeg!

Voor het bepalen van de scherpte van chilipepers zijn een tweetal eenvoudige vuistregels beschikbaar: hoe kleiner de chilipeper, hoe scherper hij zal zijn én de scherpte wordt milder als hij van groen (onrijp) naar rood (rijp) verkleurt.

Chilipepers kopen
De meeste varianten chilipepers zijn in de supermarkt maar lastig te krijgen en daarom is het interessant om een poging te wagen om ze zelf eens te kweken. Kweekmateriaal kun je bij peperzaden.nl eenvoudig bestellen.

Veel meer nieuws en wetenswaardigheden over chilipepers kun je hier vinden.


[Fred de Vries]

Bestel het boek 'De Cranberry' hier

Nog niet zo lang geleden was de cranberry alleen op het Waddeneiland Terschelling een bekende plant. Daar bestond zelfs een oude legende die verklaarde hoe deze bes op het eiland terecht was gekomen. Tegenwoordig staat de cranberry bekend als superfruit, een bes vol gezonde vitamines, mineralen en antioxidanten. Is de term superfruit een correcte weergave van de werkelijkheid of is hij verzonnen door snelle reclametypes? Uiteraard willen we graag geloven dat cranberrys gezond zijn, maar er zijn veel meer fruitsoorten die dergelijke gezondheidsclaims kunnen waarmaken. Volgens de laatste inzichten blijken cranberrys zelfs nog meer kwaliteiten te bezitten dan de term superfruit doet vermoeden.

Dit boek volgt de reis van de cranberry door de geschiedenis en de wetenschap. In dit boek wordt een poging gedaan om waarheid en werkelijkheid te scheiden van de vele mythes en legenden rond de cranberry.

Bestel het boek 'De Cranberry' hier.

Kattendoorn

Kattendoorn (Ononis spinosa) is lid van de vlinderbloemfamilie en dat is een van de soortenrijkste families binnen de flora met ruim 20.000 soorten bloemen en struiken. De familie heeft een wereldwijd verspreidingsgebied. Kattendoorn is wat minder geneigd de wereld rond te reizen, maar toch kan men hem in grote delen van Europa, noordelijk Afrika en streken in Azië aantreffen. In Nederland zit hij aan de grens van zijn verspreidingsgebied en is hij vrij zeldzaam.

De kattendoorn is een kleine struik die een hoogte van maximaal 60 centimeter kan bereiken. Hij bloeit met witte, roodwitte of roze bloemen. De kattendoorn is, zoals zijn naam al doet vermoeden, in het bezit van een vervaarlijke doorn.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ononis, is afgeleid van het Griekse woord onos dat als 'ezel' vertaald wordt en de betekenis heeft van 'nutteloos (als veevoeder)' en probeert dus te verklaren dat alleen ezels (en geiten) zich aan de struik durfden te wagen. Het tweede deel, spinosa, komt uit het Latijn waar spina 'doorn' betekent.

De Griekse wetenschapper Pedanius Dioscorides (40 – 60 nCr) schreef in zijn vijfdelig standaardwerk over plantaardige geneeskunde 'De Materia Medica', onder andere, ook over kattendoorn. Hij meende dat de wortel de urineproductie verhoogt, nierstenen en niergruis voorkomt en etterende zweren kan genezen. Bovendien zou het werkzaam zijn tegen blaasontstekingen, galstenen, geelzucht, reuma en jicht. Zijn ideeën zijn tot ver na de Middeleeuwen in zwang gebleven. De vraag is dus of men eeuwenlang heeft geloofd in de waandenkbeelden van een ouwe gekke Griek of dat die oude Griekse wetenschapper het mogelijk toch bij het rechte eind heeft gehad.

Kattendoorn bevat een aantal werkzame stoffen, zoals essentiële oliën, ononine, onodine, pterocarpan, spinonine en wat looistoffen.

Onderzoek heeft uitgewezen dat een extract van kattendoorn een behoorlijke werking bleek te hebben tegen de schimmels Aspergillus flavus, Fusarium moniliforme en Candida albicans. De onderzoekers moesten ook tot de conclusie komen dat de werking bijna net zo goed was als die van een antibioticum. En dat is goed nieuws omdat door te uitbundig voorschrijvende artsen en direnartsen steeds meer bactieriestammen resistent worden tegen verschillende soorten antibiotica en men ondertussen koortsachtig op zoek is naar vervangende middelen. Een ander onderzoek leek bewijzen op te leveren dat kattendoorn een effect heeft dat vergelijkbaar was met de pijnstillende werking van aspirine, terwijl het middel tegelijkertijd geen schadelijke effecten op de lever had.

De conclusie is dus gerechtvaardigd dat die oude Grieken in veel gevallen gelijk hadden met hun inzichten over de mogelijke werking van kattendoorn.

Zoethout


De wat ouderen onder ons zullen met enige weemoed terugdenken aan zoethout (Glycyrrhiza glabra), de versnapering die voor enkele centen gekocht kon worden. Tegenwoordig is de zoetwarenindustrie gemakzuchtig overgestapt op suikerhoudende en suikervervangende (aspartaam) snoepjes en zijn natuurproducten uit het zicht verdwenen. Of toch niet?
Voor zoethout worden de wortels gebruikt van een kruidachtige vaste plant. In zijn thuislanden, zuidelijk Europa en delen van Azië, bereikt hij een hoogte van een meter. In bloei heeft zoethout tere paarsige tot fletse witte tot blauw neigende bloemen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Glycyrrhiza, is weer eens een combinatiewoord uit het Grieks, waar glukos 'zoet' was en rhiza 'wortel' was. Samen betekent het dus zoete wortel. Het tweede deel, glabra, is afkomstig van het Latijnse woord glaber, dat 'glad' of 'kaal' betekent. Het probeert de wat open structuur van de plant te beschrijven.

De aparte smaak komt van een anetool met de onuitspreekbare naam trans-1-methoxy-4-(prop-1-enyl)benzene. Het is chemisch gezien een broertje van de smaakstoffen in anijs en venkel. De zoete smaak in zoethout is afkomstig van glycyrrhizine, een stof die tot 50 keer zoeter is dan suiker en dus als gezonde en natuurlijke suikervervanger toegepast kan worden. Natuurlijk doet men dit uit kostenoverwegingen steeds minder.

Van zoethout zijn ons vele geneeskrachtige eigenschappen overgeleverd. Zoethout is ontstekingsremmend, pijnstillend, verzachtend en helend bij problemen met het maagslijmvlies. Daardoor kan het bij een maagzweer (gastritis) probleemoplossende effecten hebben. Het zoete glycyrrhizine remt beschadigingen aan de lever en wordt in landen als Japan zelfs als officieel medicijn gebruikt bij de behandeling van chronische hepatitis (leverontsteking) en cirrose (omzetting van leverweefsel in littekenweefsel). Ook remt het de groei van verschillende virussen, inactiveert onomkeerbaar het herpes simplex virus (koortsblaasjes op de lip of genitale herpes). Overigens is de glycyrrhizine structureel verwant is aan corticosteroïden, die ook in hormoonzalfjes toegepast worden. In China wordt het als middeltje gebruikt om de ziekte van Addison te behandelen. Da's een probleem wanneer je bijnieren onvoldoende cortisol en aldosteron aan kan maken.
Maar bij al die positieve zaken hoort natuurlijk een keerzijde. In hoge doseringen kan zoethout wat vervelende bijwerkingen tot gevolg hebben. Genoemd kunnen worden hoge bloeddruk (hypertensie) , vasthouden van vocht (oedeem), hoofdpijn en kortademigheid. Ook is er kan op een aandoening die hypokaliemie genoemd wordt en dat zijn problemen die ontstaan als gevolg van een abnormaal tekort aan kalium in het bloed. De gevolgen daarvan zijn erg vervelend: spierzwakte, verlammingsverschijnselen, kramp, spierpijn, stoornis in de gevoelswaarneming (paresthesie), verminderde peesreflexen, verstopping, misselijkheid, overgeven, hartritmestoornissen, concentratiestoornissen.

Muizenoor

Muizenoor (Hieracium pilosella) is een vaak zeer laag blijvend grijsachtig groen plantje. Het plantje vormt vrij lange uitlopers en de bladloze stengel mondt uit in één heldergeel bloempje. Muizenoor komt voor in vrijwel heel Europa met extra areaal in het Marokkaanse Atlasgebergte en zuidwestelijk Azië. In de Verenigde Staten is het als exoot ingeburgerd en daar zijn ze er niet zo blij mee. Daar staat hij op de zwarte lijst en wordt hij actief bestreden.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Hieracium, heeft een Griekse oorsprong. De Griekse geneesheer en botanicus Dioscorides (ca. 40 – 90 nC) noemde de plant irakion en dat is een oudere variant van Heraklion, de hoofdstad van Kreta. De Romeinse geleerde Plinius (23 – 79 nC) snapte dat kennelijk niet en dacht dat het woord afkomstig moest zijn van akos wat 'havik' betekent. Hij claimde dat haviken het plantje aten om op die manier hun superscherpe ogen te kunnen krijgen. Die misvatting zorgde er wel voor dat het geslacht in Nederland havikskruid wordt genoemd. Het tweede deel, pilosella, is een vrouwelijk verkleinwoord van pilosus wat 'haar' betekent. Muizenoor heeft een heel fijn behaarde stengel.

Muizenoor bevat umbelliferone, een stofje dat chemisch gezien gelijk is aan coumarine wat in veel planten voorkomt. Van umbelliferone is bekend dat het een duidelijke antibacteriële werking heeft. Op internet circuleren berichten dat het een effectief middel zou kunnen zijn tegen brucellose, een bacteriële infectie bij zoogdieren. Hoewel de mens ook een zoogdier is wordt dezelfde infectie bij ons vreemd genoeg weer Maltakoorts genoemd. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat het effect van umbelliferone of coumarine maar heel beperkt is. De plant wordt ingezet in de plantengeneeskunde als urineopwekker. Men noemt het in die branche zeer geschikt voor diarree en bloedverlies. Dat laatste lijkt echter een behoorlijk onverantwoorde claim.

Zowel umbelliferone als coumarine werden vroeger veel als smaakstof gebruikt, maar dat bleek op de langere termijn niet zo'n goed idee te zijn omdat er bij grotere hoeveelheden behoorlijk negatieve gevolgen optraden. Deze stofjes bleken namelijk een krachtige bloedverdunnende werking te hebben. Dat kan op termijn dus interne bloedingen veroorzaken en tot lever- en nierschade leiden. Mede daardoor heeft men het in de reguliere geneeskunde getemd tot een effectief werkend bloedverdunnend middel met de naam warfarine.

Dat planten dit soort stofjes aanmaken is handig omdat ze een eetlustremmend effect hebben op grazers. Die voelen zich sneller vol en zullen minder van die planten gaan eten. Toch zal het ook wel een beetje te maken hebben met het feit dat ze bitter smaken.

Tomaat

Er bestaat behoorlijk wat verwarring of je de tomaat (Solanum lycopersicum) moet beschouwen als een vrucht of een groente. In de culinaire wereld kun je de tomaat als groente beschouwen, maar botanisch gezien is het een bes. Diezelfde verwarring heerst bij een broertje van de tomaat want ook bij de chilipeper (Capsicum annuum) is niet altijd bekend dat het een bes is.

De tomaat hoort tot de grote familie van de nachtschades (Solanaeae), waartoe ook belangrijke voedselgewassen als de aardappel en de aubergine behoren. Al deze planten stammen uit Midden- en Zuid-Amerika waar ze in hun wilde vorm zijn ontdekt door de plaatselijke bevolking. Zij hebben de voorouders van deze planten ontdekt en 'getemd'. De oervader van de tomaat moet gegroeid hebben in bergachtige gebieden van Peru.
Op zoek naar goud en andere kostbaarheden plunderden de Spanjaarden , onder leiding van de meedogenloze Hernan Cortés (1485-1547), grote delen van Zuid-Amerika. Ook de tomaat ontsnapte niet aan hun hebzucht en ze brachten zaadjes terug naar Spanje. Die tomaat was toen nog niet de rode vrucht die we nu kennen. Toen was het een bijna onooglijk zuursmakend geel besje.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Solanum, komt uiteindelijk van het Latijnse solacium wat ‘troost’ betekent. Wij herkennen daarin zelfs nog de Nederlandse term ‘soelaas bieden’. Het heeft te maken met de verdovende eigenschappen van bepaalde soorten van deze plantenfamilie. Het tweede deel, lycopersicum, is een combinatiewoord uit het Grieks: lyco komt van lukos ('wolf') en persicum komt van persikos ('persisch'). Dat laatste is ook de oorsprong van de naam 'perzik' en daarom kunnen we de naam duiden als 'wolfsperzik'. Het woord tomaat is afkomstig van het woord tómatl uit de taal van de Azteken in Mexico, het Nahuatl, en is op zichzelf weer een afleiding van tomana ('zwellen').
Zoals gezegd is de tomaat lid van de nachtschadefamilie en die familie staat ook bekend om zijn dodelijke familieleden als de zwarte nachtschade (Solanum nigra) en bitterzoet (Solanum dulcamara). Zoals zoveel andere nachtschades bevatten de stengels en bladeren van de tomaat alkaloïden als atropine en tomatine. Indien in grotere hoeveelheden gegeten veroorzaakt tomatine koorts, slaperigheid, lusteloosheid, buikpijn, diarree, overgeven en een algemeen gevoel van zwakte. Alleen de rijpe rode vruchten bevatten de giftige stoffen niet, maar dat betekent ook dat groene tomaten ze wel degelijk bevatten.

Maar de rijpe rode tomaten bevatten veel lycopeen en daarvan blijkt dat ze een belangrijke antioxidant zijn. Hoewel het wetenschappelijk onderzoek het nog niet definitief heeft aangetoond, heeft men toch aanwijzingen gevonden dat tomaten en producten van tomaten (ketchup) vervelende urineweginfecties kunnen voorkomen. Dat effect heeft de tomaat dan gemeen met de cranberry en de druif. Lycopeen is namelijk een rood pigment, precies zoals de proanthocyanidines dat zijn in de rode druif en cranberry.

Tomaten zijn er tegenwoordig in vele varianten. Wil je zelf een aparte tomaat kweken? Koop je zaadjes bij tomatenzaden.nl.

Mahonie

De mahonie (Mahonia aquifolium) is na enig botanisch geharrewar ondergebracht in de familie van de berberis. Deze struik heeft, om het eenvoudig te houden, helemaal niets te maken met de houtsoort mahonie. Dát was een houtsoort, die oorspronkelijk afkomstig was uit West-Indië van een boom met de naam Swietenia mahagoni, maar nu zo zeldzaam is dat hij beschermd is. De mahonie komt in Nederland als een verwilderde soort voor en is een lage groenblijvende struik, die vroeg in het voorjaar bloeit met pluimen van gele bloemen. Later ontstaan eerst groene, dan blauwberijpte bessen. In haar stamland Noord-Amerika groeit de mahonie aan de westkust als ondergroei van de bossen met de Douglasspar.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Mahonia, eert de Amerikaanse botanicus en tuinarchitect Bernard McMahon of M'Mahon (1775-1816). Hij werd beroemd door zijn The American Gardener's Calendar, waarin de tijden van zaaien en oogsten voor de gehele USA werden genoemd. Het tweede deel, aquifolium, is ook de wetenschappelijke naam van hulst. Het is een combinatiewoord uit het Latijn, waar acutus 'scherp' betekent en folium 'blad.' En jawel, de mahonie heeft precies dezelfde scherpe bladeren als de hulst.

De kleine besjes zijn behoorlijk zuur en bevatten grote zaden. Er blijft dus maar weinig ruimte over voor vruchtvlees en sap, maar de Indianen, die in het leefgebied van de mahonie leven, mixen de ontpitte bessen met zoetere vruchten en dan valt de zure smaak wel weer mee.

Bepaalde indianenstammen gebruiken de bessen om een 'opgeblazen gevoel' te behandelen. Omdat zo'n gevoel vaak optreedt na een overvloedige maaltijd is tijd vaak de enige echte medicijn. De vitamine C bevattende bessen kun je echter wel zien als een verantwoord dessert. De mahonie bevat, net als zijn familielid de berberis, de alkaloïde berberine. Daarvan is bekend dat het een ontstekingsremmende en antibacteriële werking heeft. De mahonie lijkt ook werkzaam te zijn tegen huidkwalen als eczeem en psoriasis. Ook zou het een vochtafdrijvende en laxerende werking hebben.

Zeer recente studies hebben aan het licht gebracht dat de mahonie ook een stof bevat met de bijkans onuitspreekbare naam 5'methoxyhydnocarpin, afgekort tot 5'MHC. Deze stof blijkt de resistentie van bacteria te remmen tegen bepaalde antibiotica. Da's een hele interessante vondst omdat steeds meer antibiotica onbruikbaar wordt omdat die bacterien er niet meer dood van gaan, maar het in sommige gevallen zelfs lekker beginnen te vinden. Het is van antibiotica plots probiotica geworden en dat moeten we niet hebben. Een gevaarlijke plant? Wel als je een bacterie bent.

Cocaplant

De cocaplant (Erythroxylum coca) groeit op grotere hoogte in het noordelijk deel van het Andesgebergte. Vooral in Peru en Bolivia treft men de plant in zijn natuurlijke omgeving aan. De geschiedenis leert ons dat de cocaplant voor de plaatselijke bevolking enig nut had. Zij dronken de bladeren als thee of kauwden de bladeren en hadden daardoor minder last van hoogteziekte en kregen meer energie om in de hooggelegen mijnbouw te werken. Dat is een treurige zaak omdat deze mensen niet voor hun plezier in die onherbergzame oorden in mijnen willen werken, maar uit armoede wel moeten.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Erythroxylum, is weer eens een combinatiewoord uit het Grieks, waarbij erythros 'rood' betekent en xylon 'hout'. Kennelijk dacht men vroeger dat de cocaplant rood hout opleverde. Het tweede deel, coca, heeft een wat exotische oorsprong. Het stamt uit een inheems dialect, het Quechua, waar het woord kúka of q'oka zoiets als 'voedsel voor werkers en reizigers' betekende. De veroverende Spanjaarden kaapten ook dit woord en vervormden het tot coca.

De alkaloïde cocaïne is de belangrijkste psychoactieve component, maar volgens onderzoek bevatten de bladeren ook nog een aantal andere alkaloïden waaronder methylecgonine cinnamaat, benzoylecgonine, truxilline, hydroxytropacocaine, tropacocaine, ecgonine, cuscohygrine, dihydrocuscohygrine, nicotine en hygrine.

Onder wetenschappers bestaat geen overeenstemming of cocaïne wel of niet verslavend is, maar dat hangt ook van de gebruikte definitie af. Een lichamelijke verslaving is toch iets anders dan een geestelijke verslaving. We gaan er dus maar van uit dat een geestelijke verslaving zal ontstaan als je cocaïne onderdeel maakt van je levenstijl. Cocaïne stimuleert het centrale zenuwstelsel. Langdurig gebruik van hogere doses kan leiden tot problemen met het hart want cocaïne versnelt de hartslag, doet het hart krachtiger samentrekken en verhoogt de bloeddruk. Dat alles kan leiden tot het al op jonge leeftijd krijgen van een hartinfarct.

Een weinig bekend feit is dat cocaïne en alcohol niet samengaan. Gelijktijdige consumptie van beide genotsmiddelen zorgt voor een chemische reactie in je lichaam en er ontstaat een stof met de naam cocaethylene, een van meest actieve metabolieten van cocaïne. Veel dodelijke slachtoffers van het gebruik van cocaïne zouden misschien moeten worden toegeschreven aan het combigebruik van cocaïne en alcohol. Maar veel maakt het natuurlijk niet uit want dood ben je dan toch.

In de medische wereld wordt cocaïne spaarzaam toegepast. Bij kleinere operaties aan neuzen, zoals het verwijderen van poliepen of het rechtzetten van een neustussenschot, wordt soms een cocaïne-oplossing ingespoten. De neusslijmvliezen blijven dan ongeveer 10 minuten gevoelloos.

Bont kroonkruid

In Nederland groeit maar één soort kroonkruid en dus zou de naam kroonkruid voldoende moeten zijn, maar omdat er elders in de wereld hier en daar ook nog wat broertjes en zusjes van het kroonkruid wonen, heeft men besloten deze soort maar het bont kroonkruid (Coronilla varia) te noemen. Het is een klaversoort en is een middelhoge, overblijvende zomerbloeier.

Aan het zeer uitgebreid vertakte wortelstelsel ontspringen lange vaak sterk vertakte stengels. Zoals het boven de grond is, is het ook onder de grond. Deze stengels kunnen uiteindelijk een groot oppervlakte bedekken. In de Verenigde Staten en Canada wordt het bont kroonkruid veel aangeplant om erosie te voorkomen, als bermbeplanting en om grond op een natuurlijke manier te bemesten. Maar, zoals Johan Cruyff ooit al zei, hoort bij ieder voordeel een nadeel. Dat nadeel is dat hij zich in noordelijk Amerika zo goed thuisvoel dat hij ondertussen in veel staten van de USA gezien wordt als een lastig te verdelgen onkruid.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Coronilla, is een verkleinwoord van het Latijnse woord corona, dat 'kroon' betekent. De juiste vertaling van Coronilla is dus 'kroontje' en beschrijft de bloemblaadjes, die de vorm van een kroontje hebben. Het tweede deel, varia, is terug te voeren op het Latijnse werkwoord variare dat 'veranderen' betekent.

Bont kroonkruid bevat op het hart inwerkende nitroglyceriden, waarvan de meest giftige de naam draagt van coronarian. Deze stof is voornamelijk giftig voor paarden en andere niet-herkauwende dieren. Herkauwers, zoals koeien, ondervinden geen nadelige invloeden van coronarian omdat zij in staat zijn om die nitroglycerine in hun magen om te zetten tot 3-NPA. Die stof kan eenvoudig worden afgebroken door de maag. Bij paarden lijkt de giftigheid van coronarian het gevolg te zijn van het ontstaan van methemoglobinemie en het remmen van het enzym succinaat dehydrogenase. Dat enzym is noodzakelijk voor het energiemetabolisme in de cel. Methemoglobinemie is een aandoening van de rode bloedcellen, waardoor mens of dier te weinig zuurstof opnemen. In het bloed komt dan methemoglobine voor in plaats van hemoglobine. Hemoglobine is bedoeld om zuurstof naar de cellen vervoeren, terwijl methemoglobine dat niet kan.

De gevolgen laten zich raden. Paarden kunnen na het eten van het bont kroonkruid last krijgen van gewichtsverlies, groeistoornissen, depressie, evenwichtsstoornissen en een mogelijke verlamming die tot de dood kan leiden.

Al lijkt het bont kroonkruid voornamelijk bad news te zijn, toch hebben sommige mensen nog wat toepassingen gevonden. Thee gezet van de plant schijnt verlichting te bieden bij astma en nerveuze hartklachten. In de volksgeneeskunst wordt het bont kroonkruid ook nog ingezet voor klachten van de prostaat. In de echte medische wereld wordt ondertussen naarstig onderzoek gedaan om te bekijken of de plant gebruikt kan worden als een vervanging van het gif van de vingerhoedskruid voor de behandeling van hartklachten.

Tuinwolfsmelk

Recent was de tuinwolfsmelk (Euphorbia peplus) even wereldnieuws toen de BBC meldde dat een 'gewoon onkruid huidkanker kon behandelen', maar daarover later meer. De tuinwolfsmelk is van oorsprong afkomstig uit gebieden nabij de Middellandse Zee, maar is tegenwoordig meer een kosmopoliet van de gematigde Europese streken. In Nederland is zij vrij algemeen in kleistreken en in zuidelijk Nederland, maar in de rest van het land is ze weer vrij zeldzaam. Zoals de naam tuinwolfsmelk al een beetje aangeeft is deze plant voornamelijk een tuinonkruid.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Euphorbia, eert zoals we al eerder hebben gezien, Euphorbus. Dat was de lijfarts van koning Juba de Tweede (52 vC–23 nC), heerser over het Berberkoninkrijk Numidia, nu deel van het huidige Algerije. Toen Juba vernam dat Julius Ceaser zijn eigen lijfarts had beloond door een standbeeld voor hem op te richten, kon Juba voor zijn gevoel niet achterblijven en vernoemde een heel plantengeslacht naar zijn lijfarts. Een beetje overdreven misschien, maar je moet toch wat als koning. Het tweede deel, peplus, is een oude Latijnse term voor een wijd uitlopende ruche aan de taille van een jurk, tuniek, jas of blouse. Het verklaart de vorm van de bloem.

Het 'melk' in de naam tuinwolfsmelk laat ons ook al weten dat het de melkachtige vloeistof, de latex, is waar deze soort om bekend staat. Het is dan ook direct het meest giftige deel van de plant en bestaat uit een aantal diterpenen en afgeleide chemische stoffen. Als je zo sukkelig bent om met ongewassen handen het latex in je mond of ogen te smeren dan resulteert dat in extreme irritaties en ontstekingsverschijnselen, die zelfs tot een langdurige ziekenhuisopname kunnen leiden.

Uiteraard heeft men ooit in een ver verleden de nadelen weten om te buigen tot een voordeel en werd de tuinwolfsmelk wel gebruikt om wratten te behandelen. In Engelstalige landen wordt deze plantenfamilie ook wel spurge genoemd. Spurge is een vorm van purge en dus van het Nederlandse woord purgeren. Dat is het legen van de maag en darmen met braakmiddelen of laxeermiddelen.

Die extreme irritaties als gevolg van de werkzame stoffen van de tuinwolfsmelk hebben ondertussen de aandacht van de wetenschappers getrokken. Mits in de juiste therapeutische dosis toegepast, lijkt het er op dat deze plant kan helpen bij de behandeling van non-melanoma huidkankers (opperhuidkankers). Hoewel gemeld wordt dat dit niet de meest ernstige vorm van huidkankers zijn, zijn ze wel de meest voorkomende vorm. Normaal wordt deze vorm operatief verwijderd, maar in de toekomst kan de tuinwolfsmelk wellicht soelaas bieden.

Grote maagdenpalm

De grote maagdenpalm (Vinca major) is een plant, die inheems is in de zuidelijke streken van Europa; vanaf Spanje en zuid-Frankrijk tot noordoostelijk Turkije en de Kaukasus. De grote maagdenpalm – er bestaat ook een kleine maagdenpalm met een Latijnse naam Vinca minor – is een altijdgroene kruipende plant, die onbeheerd gelaten dikke dekens in je tuin kan vormen. Dat is een goed idee als je bijvoorbeeld geen onkruid wilt, maar minder leuk als de maagdenpalm al je andere tuinplanten gaan overheersen. De wat iele paarse bloemetjes zijn wel weer leuk om te zien.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Vinca, komt van het Latijnse woord vincire dat zelf afgeleid is van het Latijnse werkwoord vincio en zoiets betekent als 'samenbinden', 'vastbinden' of 'boeien'. Het verklaart de onkruidachtige ongebreidelde groei tot hele dekbedden van maagdenpalm. Het tweede deel, major, is ook Latijn betekent in het Nederlands ‘groot’ of ‘groter dan’.

De grote maagdenpalm bevat een aantal verwante alkaloïden, vinchristine en vinblastine, die zo giftig zijn dat ze tegenwoordig worden ingezet als onderdeel van chemotherapie bij kanker. Dat betekent dat er ook bijwerkingen van het middel moeten zijn en dat klopt. Die bijwerkingen zijn onder andere perifere neuropathie (een pijnlijke aandoening van de zenuwuiteinden), hyponatriëmie (abnormaal lage niveaus van natrium in bloed), constipatie en verlies van haar. Maar, ondanks deze nadelen, wordt vinchristine ook nog ingezet om hoge bloeddruk te behandelen en om grote bloedingen onder controle te krijgen. Een teveel resulteert al snel in een te lage bloeddruk, die tot een complete ineenstorting van alle lichaamssystemen kan leiden.

In het nog steeds bij moderne heksen populaire zestiende-eeuwse boek van Albertus Magnus (Bert de Grote) met de titel The Book of Secrets of Albertus Magnus: Of the Virtues of Herbs, Stones, and Certain Beasts, Also a Book of the Marvels of the World wordt gemeld dat de maagdenpalm grote krachten bezit om liefde op te wekken tussen man en vrouw. De plant moet gedroogd en verpoederd worden. Daarna dient het vermengd te worden met prei en aardwormen. Vervolgens moet het aan het eten van de man of vrouw worden toegevoegd. Succes verzekerd, volgens Albertus Magnus. In Italië staat de maagdenpalm bekend als centocchio, wat 'honderd ogen' betekent. In Frankrijk werd het violette des sorciers (viooltje der tovenaars) en Engeland bleef daarbij niet achter met sorcerers' violet.

En hoe verschillend sommige volken tegen dezelfde plant aan kunnen kijken bewijzen Duitsland en Frankrijk. In Duitsland staat de grote maagdenpalm bekend als de bloem van de onsterfelijkheid, terwijl dezelfde bloem in Frankrijk bekend staat als bloem van de dood. Want zoals altijd het geval is bij geneeskrachtige planten: alleen precies genoeg geneest en net even teveel doodt.

Robinia (of Valse acacia)

De robinia (Robinia pseaudoacacia) is verre familie van de erwt, maar dit familielid groeit als een hoge boom. Hij is inheems in zuidoostelijke delen van de Verenigde Staten, maar is vanwege zijn uitbundig bloeiende bloemen vroeger graag in parken aangeplant. Daardoor kun je hem nu aantreffen in grote delen van Europa, zuidelijk Afrika en Azië. De robinia groeit graag op losse grond en dat zorgt er ook voor dat hij zich enthousiast heeft uitgebreid. Het gevolg daarvan is dat hij nu in bepaalde gebieden als onkruid wordt gezien en met ‘beheersmaatregelen’ hardhandig wordt aangepakt. Wat een ironie: je wordt tegen je zin verplant en als je het dan goed doet moet je bestreden worden.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Robinia, eert vader Jean Robin (1550-1629) en zoon Vespasien Robin (1579-1662), beiden plant- en boomkundigen aan het hof van de opeenvolgende Franse koningen Hendrik III, Hendrik IV en Lodewijk XIII. Vader Robin plantte in 1601 een robinia in de tuin van het Louvre in Parijs. Het tweede deel, pseudoacacia, is een combinatiewoord dat zich eenvoudig laat verklaren: het betekent ‘pseudo acacia’ of ‘valse acacia’.

In de robinia huizen een hele familie aan hartritme verstorende glycocides met namen als acacetine, apigenine, diosmetine en luteoline. Hoewel aan een aantal van hen positieve eigenschappen worden toegedicht, zoals als mogelijk middel tegen bepaalde kankers of multiple sclerose, moet toch met enige zorg naar de patiënt gekeken worden wanneer hij onverhoeds delen van de valse acacia binnen heeft gekregen.

De zaadhulzen van de valse acacia zijn klein en licht. Daardoor worden ze gemakkelijk over grote afstanden vervoerd. Hoewel de schors en de bladeren giftig zijn, wordt toch door diverse bronnen gemeld dat de zaden en de jonge bonen zelfs gegeten kunnen worden. Mits ze zorgvuldig gekookt zijn omdat de giftige stoffen in de plant door hitte lijken te worden afgebroken. De belangrijkste gifstof blijkt het toxalbumine robin te zijn. Het is een giftige plantenproteïne, die ribosomen in de menselijke cellen onklaar maken en daardoor kan leiden tot de uitval van diverse of alle organen. Gelukkig verliest het gif zijn potentie door afdoende verhitting, maar hoe heet is heet?

Paarden, die zo ongelukkig zijn om aan de plant te knabbelen, vertonen tekenen van anorexia, depressie, incontinentie, kolieken, algehele zwakheid en hartritmestoornissen. De symptomen beginnen een uurtje na de maaltijd en het paard dient onmiddellijk medische zorg te krijgen om niet te overlijden.

Zouden mensen dan niet last krijgen van dezelfde soorten vergiftigingsverschijnselen? Jawel, want de mens vertoont bij inname de volgende symptomen: depressie, algeheel gevoel van zwakte, verwijde pupillen, braken, bloederige diarree, zwakke pols koud gevoel aan armen en benen, bleekheid en shock.

Wolfskers

Botanisch gezien is de wolfskers (Atropa belladonna) een hoge tot zeer hoge struik en een overblijvende snelgroeiende voorzomer- en zomerbloeier met lange dikke vertakte wortels. Ondanks het feit dat het een struik is, sterft de wolfskers ieder najaar bovengronds af. Hij komt voor in Midden- en Zuid-Europa, terwijl hij in Nederland sporadisch voorkomt. En ja, hij is giftig. Heel giftig zelfs omdat hij lid is van de gevreesde nachtschadefamilie. Hij bloeit met aantrekkelijke violetkleurige bloemen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Atropa, is ontleend aan de Griekse schrikgodin Atropos en haar naam betekende zoiets als ‘onherroepelijk’ of ‘onomkeerbaar’. Zo’n naam voorspelt inderdaad niet veel goeds voor iemand die per ongeluk de wolfskers probeert op te eten. Het tweede deel, belladonna, komt uit het Italiaans en betekent ‘mooie vrouw’. Het slaat op het oude gebruik van het uit deze plant gewonnen atropine als middel om de oogpupil te verwijderen, een effect dat men vroeger aantrekkelijk vond.

De wolfskers is één van de meest giftige planten van ons continent. Alle delen van de plant bevatten grote hoeveelheden tropane alkaloïden. De glanzend paarszwarte bessen zijn voor kinderen het gevaarlijkst omdat ze hun giftigheid niet kenbaar maken door een vieze smaak, maar wat zoetig smaken. Twee van die bessen kunnen bij kinderen al fatale gevolgen opleveren. Men claimt dat de wortels het meeste gif bevatten. Dat moet wel heel veel zijn omdat men ook heeft ondervonden dat het eten van één enkel blad al dodelijk kan zijn.

De werkzame giftige stoffen van de wolfskers zijn atropine, hyoscine (ook wel scopolamine genoemd) en hyoscyamine blokkeren voornamelijk delen van het zenuwstelsel. Een hele serie onprettige symptomen kunnen vervolgens optreden: opwinding, hallucinaties, verwijde pupillen, onduidelijk zien, droge mond en keel, warme droge huid, dorst, gevoeligheid voor licht, temperatuurstijging, hartritmestoornissen, evenwichtsstoornissen, hoofdpijnen, eczeem en bloeddrukdaling, delirium en stuiptrekkingen. Daarna volgt de dood.

In het verleden kon men de giftigheid wel gebruiken om allerlei kwalen te bestrijden, maar tegenwoordig is men wat voorzichtiger. In de moderne medische wereld worden de giftige stoffen van de wolfskers alleen nog gebruikt als middel om bij oogonderzoeken de pupil te verwijden. Ook kan het worden ingezet als tegengif bij een vergiftiging met organofosfaat of carbamaat. Dat zijn stoffen, die gebruikt worden als strijdgas of als bestrijdingsmiddel in de landbouw en inwerken op de werking van het enzym acetylcholinesterase.

De wolfskers is dus dodelijk giftig en dient met het nodige respect behandeld te worden. In de homeopathie doet men dat heus niet: daar wordt het klakkeloos ingezet voor soms vage kwaaltjes als buikpijn, darmkrampen, galsteenkoliek, hoofdpijn, griep, koorts of een middenoorontsteking. Gelukkig is die wolfskers zo ontzettend verdund in die producten dat zelfs wetenschappers geen molecuul van die stof in het flesjes kunnen aantreffen.

Woestijnroos

Shakespeare zei ooit: What's in a name? that which we call a rose. By any other name would smell as sweet. Waarmee hij bedoelde dat welke naam we ook aan iets geven, het ding zelf niet zou veranderen. Met een naam als woestijnroos (Adenium obesum) denken we dus vermoedelijk allemaal aan een roos uit de woestijn. Maar nee, de woestijnroos is helemaal geen roos, maar familie van de maagdenpalm. Hij heeft meerdere houtachtige stammen, die om elkaar heen groeien en aantrekkelijke rozerode bloemen. Zijn wilde voorouders groeien in de droge gebieden van Oostelijk Afrika. Bij ons is hij getemd tot huiskamerplant.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Adenium, is van Latijnse oorsprong en betekent simpelweg ‘van Aden’ of ‘afkomstig uit Aden’, waarbij de hoofdstad van Jemen wordt bedoeld. In dat land is ooit de eerste soort van het geslacht aangetroffen. In het tweede deel, obesum, herkent u waarschijnlijk al het moderne woord ‘obesitas’. Dat klopt. Het Latijnse woord obesitas betekende ooit ‘dikheid’. Verder terug betekende obdere zoiets als ‘alles eten, verslinden’ en zelfs dat kun je nog verder ontleden want ob betekende ‘over’ of ‘teveel’ en edere was ‘eten’.

In een behoorlijk groot gebied in oostelijk Afrika, van Somalie tot Senegal, wordt het wortelsap van de woestijnroos ingezet als pijlgif. Dat betekent in de meeste gevallen niet veel goeds voor de dieren en mensen die aan het andere eind van die pijl komen te staan. Het is zelfs zeer populair omdat het gif zo giftig is dat vrijwel ieder doelwit na het aanschieten en hard weglopen binnen twee kilometer dood neervalt. In Nigeria wordt hetzelfde gif gebruikt om te vissen: er wordt een waterig mengsel van gemaakt en dat wordt in een rivier gegooid waarna even later de dode vissen boven komen drijven. In de Sahel wordt datzelfde gif ingezet om geslachtsziekten te bestrijden, terwijl het melksap wordt gebruikt om mond- en tandproblemen op te lossen. In Kenia gebruiken ze het melksap weer om luizen en mijten te bestrijden door zichzelf er mee in te smeren. Vrouwen kauwen daar op de bast om een abortus op te wekken. Sterk spul, zeg.

In de woestijnroos zijn ondertussen een dertigtal op het hart inwerkende glycosides aangetroffen, die op dezelfde manier werken als de digitalis van het ook dodelijke vingerhoedskruid. Die glycosides hebben mooie onuitspreekbare wetenschappelijke namen mogen ontvangen, zoals oleandrigenin beta-gentiobiosyl-beta-D-thevetoside, hongheloside A, hongheloside C, 16-acetylstrospeside, hongheline, somaline en digitoxigenine. De glycosides zijn zo giftig dat ze de aandacht hebben getrokken van moderne onderzoekers op het gebied van medicijnen tegen kanker. Het kan dus best zijn dat een extract van de woestijnroos over een paar jaar bij chemotherapie wordt ingezet.

Salomonszegel

De salomonszegel (Polygonatum multiflorum) is een familielid van het Lelietje-der-Dalen en hoorde vroeger zelfs tot hetzelfde geslacht. Deze aantrekkelijke plant wordt veel aangeplant in tuinen en is in heel Europa inheems. De salomonszegel dankt zijn naam aan zijn wortelstokken. Deze uit brede, driehoekige leden, waaraan jaarlijks een nieuw lid wordt toegevoegd. Op de leden van de voorgaande jaren blijft een litteken met stippen achter. Dat geldt als het teken van Salomo, dat de wortelstok bovendien een magische kracht gaf. Eentje daarvan was de kracht om sloten te openen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Polygonatum, is een combinatiewoord: Poly betekent ‘veel’ in het Latijn en gonatum komt van het Griekse woord gonu dat zoiets als ‘knie’ betekende. Samen verklaart het dus de vorm van de wortelstok. Het tweede deel, multiflorum, is eenvoudig te duiden: Multi is ‘veel’ en florum is ‘bloem’. Samen is dat ‘veelbloemig’.

Omdat de salomonszegel familie is van het Lelietje-der-Dalen deel hij ook een deel van het gif van die plant. Van het Lelietje-der-Dalen wisten we al dat het een behoorlijk giftig plantje was als gevolg van de aanwezigheid van convallamarine. De salomonszegel mag zich trots voelen want hij bezit hetzelfde gif. Er is ooit een rapport gepubliceerd waarin een kleine hond een blad van de salomonszegel opvrat. Het resultaat was enkele dagen van overgeven, echter zonder andere vergiftigingsverschijnselen. Voor de rest heeft de salomonszegel een grote hoeveelheid op het hart inwerkende glycosiden.

De salomonszegel wordt wereldwijd als medicinale plant ingezet tegen een hele serie kwalen. In de Chinese traditionele geneeskunde wordt gedacht dat de plant geschikt is om als tonic of thee werkzaam te zijn tegen problemen met de maag, nieren en de milt, om de longen ‘vochtig te maken’(door hoest en slijm op te wekken). Veel wordt het voorgeschreven om infecties te verminderen. Uitwendig dacht men dat het hielp tegen blauwe plekken, huidzweren, blaren en aambeien. In het westen had men, vreemd genoeg, het idee dat het voor vrijwel dezelfde aandoeningen werkzaam was.

Ondanks deze vrijwel volledige overeenstemming tussen oost en west is men aan beide zijden van de aardbol vergeten na te denken over de negatieve gevolgen van inname van een medicijn waarin salomonszegel is verwerk. Er bestaan namelijk nogal wat aanwijzingen dat je lever er niet zo goed tegen kan en er zijn een aantal gevallen gedocumenteerd waarbij mensen plotseling een acute hepatitis kregen bij het gebruik van een veelverkocht Chinees kruidenpreparaat, dat salomonszegel bevat, met de welluidende naam Shou Wu Pian. Alweer een schrijnend voorbeeld dat natuurlijk niet altijd beter is als fabrieksmatig.

Gewoon speenkruid

Het gewoon speenkruid (Ranunculus ficaria) is een voorjaarsbloeier, die behoort tot de ranonkelachtigen waartoe ook de boterbloemen behoren. Gewoonlijk wordt hij tot 30 centimeter hoog (of laag) en de planten groeien zo dicht opeen dat ze soms een waar tapijt vormen. Deze soort is inheems in heel Europa, vanaf midden-Azië tot aan de Atlantische kustgebieden.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ranunculus, hebben we al een aantal keren eerder mogen ontleden: is laat-Latijns voor kleine kikvors (rana is ‘kikker’ met de verkleinende uitgang -unculus). Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat veel soorten boterbloemen nabij water worden aangetroffen. Het tweede deel, ficaria, is terug te voeren op het Latijnse woord ficus dat ‘(op) vijg (gelijkend)’ betekent.

Zoals gezegd behoort het gewoon speenkruid tot de ranonkelachtigen en daarom is het ook niet zo vreemd dat het plantje ook wat gifstoffen gemeen heeft met de rest van zijn familieleden. Voor de bloei van de aantrekkelijke gele bloemetjes bevatten de bladeren van het gewoon speenkruid veel vitamine C. Zoveel zelfs dat hij werd ingezet bij de bestrijding van scheurbuik. Tijdens de bloei verandert de zaak behoorlijk want dan produceert de plant giftige stoffen als protoanemonine en saponine. Je merkt het direct dat het zover is want de bladeren smaken dan zo bijtend dat ze zelfs niet meer door grazend vee worden opgegeten. Als je als boer gemaaid hebt en je hebt het gewoon speenkruid in je weiland staan, dan wordt bij drogen de protoanemonine omgezet in een veel minder werkzame stof, de anemcunine, die echter nog steeds voldoende giftig is. Het gevolg is dat je dus blijft zitten met giftig hooi.

De gifstoffen werden ook in de volksgeneeskunst veelvuldig ingezet als middel tegen aambeien. Niet helemaal duidelijk is waarom men dat dacht, maar er zijn theorieën die zeggen dat de wortelknolletjes lijken op aambeien. Vroeger was men nogal gehecht aan de signaturenleer, die duidelijk probeerde te maken dat de vorm of de kleur van een plant speciaal door God gemaakt was om ons de werking op het menselijk lichaam duidelijk te maken. Dus als de knolletjes leken op aambeien dan moesten ze wel werkzaam zijn tegen diezelfde aambeien. De al genoemde protoanemonine is echter een scherp bijtende vloeistof en dus is het beslist geen pretje om zoiets om wat voor gevoelige lichaamsdelen dan ook te smeren want iedere aanraking kan leiden tot een pijnlijke contactdermatitis ofwel contacteczeem, een ontsteking van de huid die gepaard gaat met roodheid en jeuk. Ook is het blaartrekkend.